Op dinsdag 13 december vond het eerste Teachers2Learn projectsymposium plaats in Utrecht. Zo’n veertig consortiumpartners, collega’s en geïnteresseerden kwamen bij elkaar om te horen over de voortgang van het project en mee te denken over vervolgstappen. Naast de waardevolle input van partners met verschillende achtergronden was het ook fijn elkaar in het echt te ontmoeten.
Na een introductie door projectleider Jan Vermunt presenteerden Indira Day en Tim Stevens de uitkomsten van de literatuur review en de casusvergelijking. Een beknopte samenvatting van de voornaamste uitkomsten van deze studies vind je op de detailpagina’s van de literatuur review en de casusvergelijking.
Na de plenaire presentatie gingen deelnemers uiteen om te discussiëren over de implicaties voor de praktijk (in ronde 1), en ideeën voor vervolgonderzoek (in ronde 2). In beide rondes gingen de deelnemers uiteen in twee groepen. De deelnemers van groep 1 bespraken praktijken waarbij docent leren voor vooraf bepaalde onderwijsinnovaties (type 1 in de casusvergelijking), en deelnemers van groep 2 bespraken praktijken waarbij docent leren door zelf-geïnitieerde innovaties (type 2 en 3 in de casusvergelijking).
Implicaties voor de praktijk
Deelnemers die nadachten over de implicaties voor contexten waar de innovatie van te voren al vastligt gingen in drie groepjes uiteen en bespraken een aantal uitdagingen en aanbevelingen. Een belangrijke aanbeveling was om te zorgen voor een gedeeld kader een innovatie nou echt inhoudt, omdat je vaak ziet dat verschillende groepen een eigen invulling geven aan een concept. Hierbij is het nodig dat er tussen lagen gecommuniceerd wordt.
Verdere uitdagingen die besproken werden zijn vragen rond autonomie en motivatie van docenten, en hoe je draagvlak voor de innovatie creëert buiten een originele groep enthousiastelingen. Ook gaat het bij contexten waar de innovatie van te voren vast ligt vaak om innovaties op instellingsniveau, waarbij de introductie verschillende vormen krijgt in verschillende contexten en verschillende groepen vanuit hun eigen insteek ondersteuning ontwikkelen, waarbij het de vraag is wie de regie heeft bij het invoeren van een innovatie.
Concluderend besloot de groep dat het belangrijk is om rekening te blijven houden met verschillen tussen docenten in het proces. Daarnaast moet de invoering van een innovatie continu gemonitord worden, zodat er waar nodig bijgestuurd kan worden. De rol van het management in dit proces wordt als cruciaal gezien.
Deelnemers in de andere groep gingen in gesprek over de implicaties voor de praktijk in contexten waarin de docent zelf de innovatie bepaalt. Het leren in deze praktijken is vaak indirect en impliciet. Meerdere groepjes zagen mogelijkheden om het leren te expliciteren en op die manier het leerproces en de collectieve kennisontwikkeling te bevorderen. Het palet van verschillende type leercontexten uit de casusvergelijking kan bijvoorbeeld gebruikt worden als tool bij een ontwikkelgesprek om oog te hebben voor de verschillende contexten waarin geleerd kan worden. Daarnaast kan er bij innovatiefondsen een onderdeel in de aanvraag worden opgenomen waarin de ontwikkeling van docent aan bod komt, bijvoorbeeld door te vragen naar (benodigde) leerdoelen. Uiteraard is het van belang om daar dan ook gedurende het proces en in de evaluatie, disseminatie en kennisdeling aandacht voor te hebben.
De groepjes constateerden daarnaast dat het leren in deze praktijken in veel gevallen gericht is op het individu. Enerzijds werd door meerdere groepjes vastgesteld dat de autonomie samenhangt met de hoge motivatie van de docenten en dat het van belang is die te waarborgen. De vrijheid voor de docent maakt dat de het succes van het leer- en innovatietraject in grote mate wordt bepaald daar zijn of haar zelfregulatie. Deze zelfregulatie kan worden ondersteund door coaching gedurende het proces en het gebruik van leertools gericht op reflectie, metacognitie, en strategie. Anderzijds werd er een kanttekening geplaatst bij de focus op het individuele leer- en innovatietraject. Voor duurzame onderwijsinnovaties en collaboratieve kennisontwikkeling is het van belang om mogelijkheden voor co-creatie te vergroten. Docenten zouden meer gezamenlijk onderwijsinnovaties kunnen ontwikkelen en evalueren. Daarnaast zouden studenten meer betrokken kunnen worden in het ontwikkelen en verbeteren van onderwijsinnovaties. Soms ontbreekt het nog aan ‘alignment’ binnen de organisatie, tussen verschillende organisatielagen en tussen verschillende faculteiten.
Een meer overstijgende conclusie was dat onderwijsontwerp en onderwijsonderzoek elkaar kunnen verrijken door onderzoek te doen door, voor en naar onderwijsontwerp.
Ideeën voor vervolgonderzoek
In de tweede ronde was er tijd om na te denken over het vervolg van het onderzoek in het Teachers2Learn project. Deelnemers die nadachten over de context waar de innovatie van te voren vastligt gaven veel aandacht aan de moeilijkheden om de invloed van een enkele verandering te isoleren, maar er werden zeker ook goeie suggesties gedaan om verder uit te diepen, zoals variëren in congruentie, of in de hoeveelheid ondersteuning die docenten ontvangen.
Deelnemers in de andere groep gaven aan dat je door een vergelijking van bestaande variatie in praktijken meer te weten kunt komen over wat werkt, voor wie, en in welke context. Zo zijn er verschillende versies van de SKO, SoTL, en Onderwijskundig Leiderschap met onderlinge variatie op het vlak van didactiek, type leergemeenschap, en facilitators. Naast deze verschillen is het van belang om binnen één context oog te hebben voor verschillen tussen docenten, bijvoorbeeld op het vlak van zelfregulatie. Meer algemeen zou het perspectief van docenten al in het onderzoekontwerp kunnen worden meegenomen zodat je de facetten die in hun ogen van belang zijn kunt onderzoeken.
We willen alle deelnemers bedanken voor hun input, die we zeker zullen gebruiken bij het verder vormgeven van het project. Via onze website zullen we jullie op de hoogte houden van de vorderingen.
Ook hartelijk dank aan Peter Koch voor zijn illustraties gedurende de middag, en aan de deelnemers die foto’s gemaakt hebben.